



Eerst wordt de positie van de bronnen bepaald. De 5 bronnen moeten vijf meter uit elkaar worden geplaatst om ook in de toekomst voldoende warmte aanvoer te garanderen. Met een meetlint worden de plaatsen in een W-vorm bepaald.
Uit geologische kaarten is de benodigde diepte van de bronnen bepaald op 65 meter. Ieder gat heeft een diameter van 22 cm.
Eerst wordt met een kleine graafmachine het terrein geëgaliseerd. Dan wordt een gat gegraven van zeker 2 meter diep met een doorsnede van 1,5 meter. Een meter verder komt het echte boorgat. Het grote gat loopt vol met water uit de sluis en aan dit water wordt een middel toegevoegd dat het water zwaarder maakt en een soort smering van de boorkop verzorgt. Het grote gat dat nu vol water staat wordt in verbinding gebracht met het boorgat. Nu wordt de eerste boorpijp omhoog gehesen en op de boorkop geschroefd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten